Florah Kwinda

Florah Kwinda

Florah Kwinda toen ik haar de eerste keer ontmoette
Florah Kwinda toen ik haar de eerste keer ontmoette

Ik ben geboren in hetzelfde gebied waar ik nu woon, heel heel lang geleden. Soms als we met vriendinnen ’s avonds rond het kookvuur in de keukenhut zitten, zeggen mijn vriendinnen dat het vroeger beter was. Toen hadden we meer regen en groeide de maïs beter, hadden we meer geiten en kippen en eieren. Maar ik denk niet dat dat zo is. Er was meer regen inderdaad, maar ik herinner me ook veel armoede en honger en periodes van droogte. We waren thuis met veel kinderen en niemand ging naar school. Er waren geen scholen waar ik woonde. Veel later kwam er een school en daar heb ik een beetje leren schrijven. In die tijd hadden we geen wegen en geen winkeltjes.

Later, toen ik een tiener was, kocht een blanke boer een boerderij in de buurt. Hij begon de grond te ontginnen en onze familie en veel andere families konden bij hem werken. Hij zei dat hij tomaten wilde planten. “Wat is dat?” vroegen we ons af. We kenden alleen maar miroho, wilde spinazie. De boer en zijn vrouw realiseerden zich dat wij niets te eten hadden. Ze vroegen ons om eerder te komen naar het werk, zodat een vrouw een grote kookpot vol met pap kon maken voor ons, en we eerst konden eten voor we begonnen met werken. Hij hoefde ons niet te vragen om eerder te komen; wij konden niet wachten om te mogen gaan werken. We droomden van die grote pot dampende pap.

We droomden van die grote kooppot met dampende pap
We droomden van die grote kooppot met dampende pap

Al snel kwamen we erachter wat tomaten waren en leerden we hoe we die konden koken met onze miroho. We leerden hoe we de tomaten moesten sorteren voor de markt. Wat niet geschikt was voor de markt mochten we mee naar huis nemen. Ons leven veranderde, we hadden genoeg te eten.

We droomden van die grote kooppot met dampende pap
We droomden van die grote kooppot met dampende pap

Op een dag zei dat boer dat het het einde van de maand was. “Wat betekent dat?” vroegen we ons af. We stonden in de rij en kregen geld. Velen van ons hadden nog nooit papiergeld gezien, we kenden alleen maar munten. Wat moesten we doen met dat papier? De vrouw van de boer, die tshiVenda sprak, legde uit dat het papier meer waard was dan munten. We lachtten en schudden ons hoofd. Hoe kon dat papier meer waard zijn dan blinkende munten?

De vrouw van de boer nam ons mee naar de winkel in Musina. De winkel was vol met wonderbaarlijke dingen, maïsmeel in zakken zo hoog als het dak, zakken vol suiker, een berg gele pompoenen, zakken vol zout, een hele rij fietsen, een krat vol met witte schoenen, broden, eieren, vaseline, zeep, kaarsen, kleine zakjes tabak, blauwe en rode jurken die mij, mijn zussen en mijn moeder gepast zouden hebben. We waren echter zo ontsteld en verward dat we niet wisten wat we moesten kopen en gingen zonder aankopen terug naar huis. Toen we terug waren, gaf de vrouw van de boer ons allemaal een pakketje mee voor elke familie: voldoende zout, suiker en meel voor een hele maand.

We dachten dat dit leven nooit voorbij zou gaan, maar jaren later verhuisden de boer en zijn vrouw naar Louis Trichardt en konden wij niet meer op de boederij blijven. We verhuisden naar de andere kant van de berg, naar Folovhodwe. Mijn man kon geen werk vinden en weer wist ik was armoede was. Op een dag riep mijn overbuurvrouw Selinah Mavhetha me en liet me zien hoe ik een naald vast moest houden en hoe ik moest borduren. In het begin ging het niet zo goed, maar na veel borduurwerken waar ik veel te hard aan de draad getrokken had begreep ik hoe het moest.

Ik ben nu een oude vrouw, maar op een dag gebeurde er iets geweldigs. Selinah kwam en zei dat Ina had gebeld en had gevraagd of ik naar Johannesburg wilde komen om een nieuw borduurwerk te leren. Selinah’s zoon Peter zou meegaan om me op de bus te zetten. Peter bracht me weg en gaf me een mobiele telefoon. Hij zei: “Als je dicht bij Johannesburg bent moet je op dit knopje drukken en dan praat Ina tegen je.”

“Maar hoe weet ik nu dat ik dicht bij Johannesburg ben?”

“Oei”, zei Peter, en hij zocht een oudere man uit in de bus die er eerlijk uit zag en gaf hem de mobiele telefoon en vroeg hem op het knopje te drukken en tegen de persoon aan de andere kant van de lijn te zeggen dat we dicht bij Johannesburg waren.

Ik zat de hele dag in die bus. Aan het eind van de middag drukte de oude man op het knopje en zei: “We zijn dicht bij Johannesburg”. Ik zei dat ik ook iets wilde zeggen. Hij gaf me de telefoon en ik zei: “Ik heb een witte doek op mijn hoofd en draag een rode jurk, raak me niet kwijt”.

Toen ik aankwam stond Ina op me te wachten. Ik bleef een hele week in Johannesburg om het nieuwe borduurwerk te leren. Het was als een vakantie voor mij. Ik hoefde niet elke morgen lang te lopen om water en hout te halen. Het water kwam uit de kraan. Toen ik weer thuis was vroeg ik aan Peter om Ina te bellen en haar te zeggen dat ze mij alsjeblieft weer moest vragen als er weer een nieuw borduurwerk geleerd moest worden, dan zou ik zeker komen.

Ina’s kant van het verhaal

Florah (in het groen) tussen haar kinderen en kleinkinderen, voor het huisje dat ze en haar man gebouwd hebben.
Florah (in het groen) tussen haar kinderen en kleinkinderen, voor het huisje dat ze en haar man gebouwd hebben.

Florah was één van de beste borduursters. Mensen geloofden niet dat ze haar werk met de hand heeft gemaakt, zo precies en netjes. Florah woonde met haar kinderen en kleinkinderen in een klein huisje dat ze samen met haar man Ben had gebouwd. Het is geen ronde hut zoals de meeste Venda-mensen bouwen, maar een huisje met rechte muren. Van haar borduurgeld had ze een kast gekocht om de kleding netjes op te bergen en een kast moet tegen een rechte muur kunnen leunen volgens Florah en dus moest er een huisje komen met rechte muren. Ze hebben eerst de stenen gemaakt en ze in de zon te drogen gelegd. Het huisje was heel erg vol met al die kinderen en kleinkinderen.

Ik vroeg haar eens: “Florah, wat maakt jou blij?”. Ze moest lang nadenken en toen zei ze: “Wanneer ik voldoende eten heb voor al mijn kinderen, dat maakt mij blij’. “Ik ben ook blij als ik de was zie drogen voor mijn huis. Wassen is net één-twee-drie gedaan. Eerst moeten we water gaan halen bij de gemeenschappelijke kraan.”

“Wat is zijn de belangrijkste dingen in je huis?”

“De kast en de tv. De tv is niet nieuw, maar meestal werkt-ie. De kamer is niet groot, maar groot genoeg voor onze familie van 10 en de kinderen van Rosina die achter ons woont. We lachen veel en hebben plezier als we naar het leven kijken van mensen in de verhalen op tv. We vergaten onze eigen problemen.“

“Van het borduurgeld koop ik eerst een zak maïsmeel, dat is 80 kg, voldoende voor een maand. In een goede maand kan ik nog tomaten, aardappels en uien kopen. Als we aan het eind van de maand niet voldoende meel hebben zeg ik tegen de kinderen dat we vanaf dan dunne pap gaan eten.”

“Hier is mijn keuken. Elke ochtend veeg ik eerst de as weg en maak de kookpot schoon voor ik hier ga zitten om te borduren.”

De Venda-keuken is niet alleen de plek om eten te koken, te eten en ’s avonds rond het vuur naar volksverhalen te luisteren. Het is ook de plek waar kippen hun eieren uitbroeden.

Tijdens een van mijn bezoeken aan Venda liet ik Florah zien hoe mooi haar borduurwerk eruit ziet in een quiltje. Ze geloofde pas dat het haar borduurwerk was toen ze haar naam geborduurd zag op het borduurwerk. Ik vroeg aan Florah of het haar gezin zou helpen als ze een klein groentetuintje zou kunnen aanleggen. Dat was een goed idee. Haar man zou een kruiwagen lenen om water te halen bij de kraan in een grote container. Ze moesten wel een hek erom heen kunnen zetten, anders zouden de geiten alles opeten. Ze konden dit niet betalen, maar ik had een verrassing voor hen: ik had geld gekregen van een vriendelijke donor om iemand in Folovhodwe mee te helpen.

In augustus 2011 bezocht ik hen weer. Het groentetuintje stond er goed bij.

Daarna kreeg ik een brief van Florah in Tshivenda: “Het geld dat ik heb verdiend met borduren heeft me goed geholpen. Ik heb maïsmeel kunnen kopen en schoolgeld kunnen betalen voor de kinderen. Nu ben ik ziek maar ik kon naar de dokter gaan. Ik bid dat ik weer beter zal worden zodat ik weer kan borduren.”

Helaas heeft het niet zo mogen zijn. Korte tijd daarna heeft haar hart het opgegeven en is ze overleden. Haar man heeft het groentetuintje niet aan de gang kunnen houden. Jammer genoeg moest hij het hek verkopen om eten te kunnen kopen voor het gezin.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *